Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [4]Want Mijn [5]hand heeft al deze dingen gemaakt, [6]en al deze dingen [7]zijn geweest, spreekt de HEERE; [8]maar op dezen zal Ik zien, op den [9]arme en [10]verslagene van geest, en [11]die voor Mijn woord beeft. 4. Dit wordt Hand.7:50 vragenderwijze gesteld: Heeft niet mijne hand dit alles gemaakt? 5. Dat is, macht. 6. Of, alzo, dies, daarom. 7. Dat is, bestaan, te weten door mijne kracht. Zie Job 41:2, en Ps.119:91, of zijn, is te zeggen blijven; gelijk Ex.24:12; Ruth 1:2; Ps.64:8; Dan.1:21. Zie Ps.37:18. 8. Of, maar wien zal Ik aanschouwen? dat is, wien zal Ik genadig zijn? dat is, mijne gunst en hulp laten genieten? 9. En die zijne armoede bekent, namelijk zijn geestelijke armoede, dat is de ontbering van gerechtigheid. 10. Vanwege het gevoelen of de kennis zijner zonden. Zie Ps.34:19, en Ps.35:15, en Ps.51:19, en hfdst.57 vs.15,18. Vergelijk Matth.5:3, en 1 Petr.3:4. 11. Dat is, die mijne majesteit en hoogheid in zulke achting heeft, dat hij vreest en beeft voor mijne geboden, dezelve met kinderlijke vrees en eerbieding ontvangende en zich onderwerpende. Vergelijk Ezra 9:4, en Ezra 10:3, onder vs.5; Hos.11:10,11. Zie ook Ex.19:16; Job 37:1.